Dr. Ir. H.A. Hidde Nijland

Hendrik Arend Hidde Nijland werd in 1885 te Dordrecht geboren. Hidde Nijland richtte in 1916 de N.V. Coq op en legde zich toe op de ontwikkeling van hoogspanningsinstallaties en de productie van vermogenschakelaars. Hij was een geboren constructeur met een ongebreidelde pioniersgeest, die originele oplossingen voor moeilijke problemen wist te bedenken.

In 1962, het jaar van zijn overlijden, is op initiatief van zijn echtgenote mevr. E. Hidde Nijland-van der Meer de Walcheren, de Dr. Ir. H.A. Hidde Nijland Stichting opgericht met als doel: “De bevordering van al datgene wat naar het oordeel van het Bestuur kan bijdragen tot de ontwikkeling van de sterkstroom aan de Technische Hogeschool Delft, zulks in de ruimste zin”.

Zijn vriendschap een weldaad, ontving de heer Hidde Nijland ook de gewone man op zijn kamer en luisterde naar diens problemen en gaf hij raad en hulp op reële wijze.

In 1947 zou hij zich ook in breder verband, door de oprichting van pensioenfonds Coq, sterk maken voor goede sociale voorzieningen voor zijn getrouwen. In 1950 deed de directeur een extra donatie aan het fonds, zodat ook over de Coq-jaren van voor 1947 pensioenaanspraken konden worden gemaakt. Ondanks de grotere fabriek bleef hij dezelfde, rechtvaardige persoon, die zijn beloften en afspraken altijd nakwam. Dat leidde tot vruchtbare gesprekken met de Fabriekskern en de Ondernemingsraad. In contacten met deze overlegorganen vielen soms harde woorden, maar er was nooit rancune.

Veel waarde hechtte hij aan een serieuze gedachtewisseling maar ongefundeerde conclusies of foute tegenargumenten werden genadeloos afgestraft. Dan kon hij opeens fel uitvallen, om dit weer even snel te vergeten. Hij had geheel eigen ideeën en een groot plichtsgevoel, met echter als schaduwzijde, dat het hem moeilijk viel taken te delegeren of zijn mening te herzien. Hij leek een halsstarrig man, maar een die toch respect afdwong. Zijn eis, dat de ander zich net zo inspande voor bet bedrijf als hijzelf, was wellicht onredelijk, maar legitiem in de ogen van iemand die zelf hierin voorging. Net zo moeilijk en hard zijn voor jezelf als voor anderen, dan moet je ook afstand doen van alledaagse prettige dingen. Hij leefde sober maar goed, woonde buiten, maakte graag verre autoreizen en bewonderde de natuur. Zo zag hij de bliksem als een grote perfecte vermogenschakelaar, die, als het elektrische wonder der schepping Gods, door mensen nooit was na te maken. Wel was hem beschoren om tot de dood toe te mogen werken, in het harnas te sterven, zoals hij graag wilde. Toen z’n dagen geteld waren, zette hij zich in voor zijn mentale nalatenschap van wijsheid, inzichten en ervaring, met als zijn concrete erfgoed een firma in schakelmateriaal.

Uitvinder, constructeur en fabrikant

Hendrik Arend Hidde Nijland werd in 1885 te Dordrecht geboren, hij overleed in Laren (NH) in 1962. Zijn vader, de Haagse kunstverzamelaar Hidde Nijland, was gehuwd met Adriana Volker. Zij hadden vier dochters en drie zoons.

Zoon Jan Hidde Nijland was architect, terwijl zoon Dirk Nijland een getalenteerd graficus was. Hendrik Arend (Henk) Hidde Nijland had in 1908 het diploma van elektrotechnisch ingenieur behaald. Hij was afgestudeerd bij professor Clarence Feldmann en begon zijn loopbaan als ontwerpingenieur bij Smit Slikkerveer.

Zijn echtgenote, Jonkvrouwe Elisabeth van der Meer de Walcheren, had in Parijs muziek gestudeerd, hun dochter Elsa Hidde Nijland (1911-2002) werd muziekpedagoge.

In 1914 wilde ir. Hidde Nijland samen met zijn oom A.C. Volker Adriaanzn. in Frankrijk een fabriek voor elektrotechnische apparaten beginnen, maar het uitbreken van de eerste wereldoorlog verstoorde die plannen. Reden waarom hij zich weer op Nederland oriënteerde, alwaar door de provinciale elektrificering een toenemende vraag naar schakelmateriaal was ontstaan.

Op 22 juli 1916 richtten de heren ir. H.A. Hidde Nijland, H.C van der Lely en A.C. Volker Adriaanzn. de N.V. Electro-Apparaten Fabriek “Systeem Coq” op. Commissaris Oom Arie Volker (van het gelijknamige Dordtse baggerconcern) was hoofdaandeelhouder, terwijl neef Henk Hidde Nijland zich met de dagelijkse leiding belastte.

Dr. ir. H.A. Hidde Nijland

Dr. ir. H.A. Hidde Nijland

De eerste rij v.l.n.r.: J.M. Wagenaar Hummelink, Ir. J.A. Stoop, Min. H.A. van IJsselstein en Ir. H.A. Hidde Nijland. De tweede rij v.l.n.r.: J. Muysken, A.C. Volker Az., Ir. E.A. Docroo en A.C. van der Lely.

De eerste rij v.l.n.r.: J.M. Wagenaar Hummelink, Ir. J.A. Stoop, Min. H.A. van IJsselstein en Ir. H.A. Hidde Nijland. De tweede rij v.l.n.r.: J. Muysken, A.C. Volker Az., Ir. E.A. Ducroo en A.C. van der Lely.

In een gewezen koetsbedrijf aan de Utrechtse Ridderschapstraat startte men de fabricage van elektrische apparaten. Spoedig echter zou men zich geheel richten op schakelmaterieel voor 220 en 380 volt , dat beter was dan het reeds op de markt aanwezige en wat als uitgangspunt diende voor de latere hoogspanningsconstructies. De aanloop was niet slecht. Al na enkele jaren leek een viervoudige productie opportuun en Hidde Nijland opteerde voor het veel grotere pand van een voormalige spiritusfabriek aan de Kanaalweg. Maar in 1920, vlak voor de voorgenomen verhuizing, werd de oude fabriek door vuur verwoest. Met grote inzet en door handig te improviseren kon men al binnen twee weken in de nieuwe vestiging produceren.

In 1922 verscheen het eerste gesloten en op den duur geheel gesloten schakelmateriaal, dat minder plaats innam, maar bovenal veiliger was voor de mensen die het bedienden.

In de periode tot 1927 zouden de vierkante bakken plaats maken voor ronde, die sterker waren bij afschakelen onder kortsluiting. Na schakelaars voor 3 en 10 kV bouwde men grotere stations voor hogere spanningen, zoals voor 25 kV (GEB-Rotterdam) en 36 kV (CEF-België). In 1934 kwam het eerste buitenstation gereed, het 50 kV onderstation Veenendaal (PGEM-Gelderland).

Een hoogtepunt bereikte men in 1937 met de fraaie 100 kV constructie voor het station Gasselte (PEB-Groningen). Bestudering van de maquette had tot een aantal nieuwe schakelaars geleid, zoals het bekende type 0-010 met veldbreedte 30 cm. Opvallend was, dat de 10-, 25- en 50 kV types pas na het 100 kV type werden ontwikkeld. Het hogere spanningsniveau maakte, dat een concentrische bouwwijze economisch aantrekkelijk werd en het elektrische veld eenvoudiger te bepalen was. Ook bleek deze verkregen kennis toepasbaar bij de niet-concentrische 10- en 25 kV installaties.

Reeds voor 1940 waren er plannen voor een landelijk koppelnet, waardoor er behoefte zou ontstaan aan niet eerder door Coq gebouwde extra compacte gesloten 150 kV- installaties. Tijdens de ontwerpfase werden de medewerkers over alle details geïnformeerd, wat heel leerzaam was. Ook was men bij Coq altijd zeer erkentelijk voor de collegiale hulp van de elektriciteitsbedrijven, zoals bij dit 150 kV station, waar het pionieren hand in hand ging met PLEM en KEMA.

Kortsluitgenerator van het kortsluithuis van de KEMA.

Kortsluitgenerator van het kortsluithuis van de KEMA.

Batterij type 0-010 in dubbelrail uitvoering

Batterij type 0-010 in dubbelrail uitvoering.

Daar men meer opdrachten verwachtte, bouwde men nog in 1941 een grotere montagehal, want elektriciteitsvoorziening werd als zeer belangrijk aangemerkt, maar het werd steeds moeilijker, zeker tegen het einde van de oorlog.

Nog als een gevolg van de Tweede Wereldoorlog kon het beproeven van de eerste 150 kV installatie pas in 1957 succesvol worden afgesloten, om deze in 1958 bij Lutterade (PLEM-Limburg) in gebruik te nemen. Wel had men inmiddels het afschakelvermogen verdubbeld en op 3.500 MVA gebracht. Voor Coq was dit station een bekroning en het technische kunnen van ir. Hidde Nijland bereikte hier een absoluut hoogtepunt.

Behalve de reeks unieke constructies bestond het gros van de productie uit 10 kV materiaal en leverde men bijna uitsluitend voor de binnenlandse markt. Vooral het naoorlogse herstel en de industrialisatie bezorgden de fabriek veel orders; eind 1958 had Coq meer dan 800 man in dienst.

In 1953 ging een oude wens in vervulling: de joint venture SA Coq- France met fabrieken te Pantin (Noordoost-Parijs) en Libourne (bij Bordeaux). Met als hoofdafnemer Electricité de France (EDF) werd in 2002 onder de naam Schneider in Libourne nog geproduceerd. Vanaf 1954 werd ook in Italië, in Savona (bij Genua) in licentie gebouwd; eind jaren vijftig realiseerde men hier een 130 kV-installatie. In Utrecht zou in 1960 ir. Hidde Nijland nog de voltooiing van zijn 170 kV drukluchtconstructie mogen meemaken.

Pas nadat de oprichter en directeur in 1962 was heengegaan, fuseerde Coq met de Smit Nijmegen groep, die in 1969 met de N.V. Holec samenging.

Ondertussen volgden er verdere technische mijlpalen: de BISEP 170 kV (1971), de BISEP 420 kV/SF6 (1974), de TRISEP 170 kV (1980) en de L-SEP 145kV (1984).

In 1995 is de hoogspanningsafdeling (het oude Coq) van N.V. Holec opgegaan in VA Tech Elin dat in 2006 door Siemens werd opgekocht. Behalve ondernemer was Ir. Hidde Nijland vooral uitvinder en constructeur. Als student Werktuigbouwkunde koos hij in 1905 voor de nieuwe studierichting Elektrotechniek. Vandaar zijn mechanische en fysische inzicht, dat later in een groot technisch oeuvre zou resulteren.

Ventielbatterij type 0-010 bestemd voor Hoogovens IJmuiden

Ventielbatterij type 0-010 bestemd voor Hoogovens IJmuiden.

Hoofdschakelinrichting 10 kV PEB Groningen Centrale Helpman met groot schakelvermogen

Hoofdschakelinrichting 10 kV PEB Groningen Centrale Helpman met groot
schakelvermogen.

De mens achter de constructeur

Wat Coq vervaardigde, het waren allemaal Hidde Nijlands uitvindingen. Zijn grote hartstocht voor het uitdenken van betere constructies bleek uit de schetsen, die hij in de late uurtjes thuis maakte en die hij ‘s ochtends naar de fabriek meebracht om ze door zijn medewerkers verder te laten uitwerken.

Vaak waren daar ‘s avonds nog technische discussies aan verbonden, die tot diep in de nacht konden duren, maar ook tot verbluffend eenvoudige oplossingen konden leiden. Als tijdens die seances de baas zijn befaamde intuïtie inschakelde, moest iedereen geduldig zwijgen. Dacht iemand het beter te weten, dan was het meteen: “Mond dicht, anders kan ik niet denken”.

Wat dit betrof hielden de monteurs van de buitendienst een aparte status. Trots op hun kennis van de klare producten, was Hidde Nijland altijd uiterst benieuwd naar hun bevindingen, want de praktijk, daar ging het bij hem om. Stelregel van de eredoctor was, dat eigen ervaring verreweg het beste was. Voor geëxperimenteer had hij echter weinig waardering. Proeven waren volgens hem alleen nuttig aan het einde van de ontwikkeling en bij voorkeur ter bevestiging van de kwaliteiten van het ontwerp. Lang voordat de toenmalige KEMA in staat was om zijn 150 kV schakelaars te testen, durfde hij al deze enorme en kostbare constructies te garanderen. De daarmee verkregen kennis werd dankbaar toegepast bij de lagere spanningen, want: “Als je verkleint, verklein je ook de bijverschijnselen.”

De mechanische afdeling

De mechanische afdeling.

De gereedschapmakerij

De gereedschapmakerij

Zich wel bewust van de mogelijke risico’s, verfijnde hij stapsgewijs de technologie. Aanvankelijk isoleerde en schakelde hij met transformatorolie en werd de bij weigering ontoelaatbare overdruk met een breekmembraan beveiligd. In latere constructies zorgde olie nog wel voor de isolatie, maar werd al met perslucht geschakeld. Pas nadat hij door middel van koeling het ionisatieprobleem van de hete gassen had weten op te lossen, zou hij ook op isolatie met perslucht overgaan.

Het wezen van het Systeem Coq is nadrukkelijk traceerbaar in het ‘concentrische principe’: metalen cilindrische isolatieomhulling met daarbinnen de uithijsbare schakelelementen, die onschadelijk waren gemaakt door eveneens cilindrische veldsturingen, die men ontworpen had met behulp van metingen in de elektrolytische trog. Nijland verstond de kunst om bij de hoge afschakelvermogens - met perslucht en dubbel beblazen onderbreking - omkeerconstructies te
maken voor de afvoer naar boven van de schakelgassen door middel van een stelsel van coqoliet-pijpen, die ‘schakelorgels’ werden genoemd. Hierbij voerde hij zijn idee uit om de uitgeschakelde vermogenschakelaar in zijn geheel uithijsbaar te maken, wat aparte scheiders bespaarde. Omdat isoleren droge lucht vereist, werd deze eerst gecomprimeerd en pas daarna toegelaten tot de schakelinstallatie. Voor dragende constructies waren isolatiekolommen nodig. Hiertoe ontwierp Nijland ’coqoliet’: geïmpregneerd en cilindrisch gewikkeld transformatorpapier dat, in ovens uitgehard, verspanend bewerkbaar was.

Bij de grotere constructies plaatste hij voor de veldsturing metalen ringen aan de uiteinden van de kolommen, om bij kleinere installaties condensatorsturing toe te passen, vervaardigd van in coqoliet meegewikkeld aluminiumfolie.

Mogelijk prijkten Nijlands grootste innovatieve talenten in een constructie waarbij hij de van een aardlaag voorziene vaste coqolietkolom combineerde met een persluchtschakelaar en waarbij de veldsturing op het condensatorprincipe berustte. Veel van Hidde Nijlands baanbrekende werk, zou door anderen later worden nagevolgd.

Hoogspanningslaboratorium, spanningen tot 525 kV konden hier worden opgewekt. Hier werd het coqoliet en nieuwe constructies getest

Hoogspanningslaboratorium, spanningen tot 525 kV konden hier worden opgewekt. Hier werd het coqoliet en nieuwe constructies getest.

Fabrieksdirecteur

In de fabriek beschouwde men Ir. Hidde Nijland als de baas van mensen en machines, iemand die vond dat tempo houden een eerste vereiste was. Het bedrijf, maar meer nog het product, was zijn enige doel.

Aldus streefde hij steeds naar uitbreiding en perfectie. Daarom ook liep hij dagelijks rondjes door de fabriek, iedereen en alles tot in de kleinste bijzonderheden observerend en terechtwijzend. Zo streng als hij was voor zijn personeel, zo zuinig ging hij ermee om. In de oorlog weigerde hij elke medewerking aan de bezetter en was absoluut tegen vordering van zijn goede vaklieden, wat hem slechts door grote persoonlijke moed gelukte.

Tot het laatst zou hij over zijn mensen waken en ze inspireren. Alleen door zijn afnemende gezondheid zag men hem al minder vaak op de werkvloer, maar hij bleef voelbaar. Als uitvinder en industrieel was ir. Hidde Nijland bovendien gezegend met een opmerkelijk commercieel talent. In 1916 ging hij er voor het eerst op uit om kopers te vinden voor zijn product, iets wat opnieuw speelde bij de introductie van het gesloten materiaal. Hierbij bleek steeds weer dat hij een overtuigende persoonlijkheid was. Werd bij zijn bezoeken aan de directeuren van elektriciteitsbedrijven eindelijk, in luttele bewoording en een schetsje, een bestelling overeengekomen, dan bleef men afnemer. En eenmaal klant liet hij ze niet in de steek, bood service achteraf, want de clientèle behoorde tevreden te zijn en daarbij moest je doorgaan tot het bittere einde. Om stipte levering, tijdige reparatie of wijziging na te komen, werden onder zijn persoonlijke leiding vaak ‘s avonds en ‘s nachts de dingen nog afgemaakt en hij vergat dan nooit de werkelijk prima fourage.

Een kijkje in de keuken/kantine

Een kijkje in de keuken/kantine

Assemblage

Jubilaris

Bij jubilea en herdenkingen was Hidde Nijland altijd een zeer beminnelijke man, een mens vol geest, humor en medeleven.

Zo ook bij het 25-jarig bestaan van Coq en een spreker oude notulen aanhaalde, volgens welke de financier A.C. Volker soms stevige kritiek had gehad op z’n neef Henk en dat hij, toen hij weer eens voor hem garant moest staan, zou hebben gezegd: “De directeur is veel te eigenwijs en te wild. Er is een hopeloos verwarde administratie, maar ik doe het toch, omdat ik die jongen nu eenmaal graag mag”. Toen in 1956 de firma 40 jaar bestond, zei men: “Onze baas, de enige die alle veertig jaar hier was, is meer dan jubilaris, hij is de ziel van ons bedrijf’.

Gedurende zijn lange carrière kreeg hij drie hoge onderscheidingen en twee ere-doctoraten:

  • 1949: Ridder in de orde van Oranje Nassau.
  • 1954: Doctor honoris causa van de Academia Internazionale Di Alta Cultura te Rome.
  • 1955: Bevordering tot Officier in de orde van Oranje Nassau.
  • 1955: Doctor honoris causa van de Technische Hogeschool Delft.
  • 1956: Ridder in de orde van het Legioen van Eer van de Republiek Frankrijk.

“Gelooft u mij, vader beschikte niet alleen over een ongekende vakbegaafdheid, hij was ook een absoluut allround talent! Voor iedere moeilijkheid op elk gebied vond hij altijd een oplossing.”

Het kon zijn à-la-minute, na twintig minuten, na een dag of na een paar dagen. Dat gebeurde altijd in een voor de aanwezigen ondraaglijk beklemmend stilzwijgen en met nietsziende ogen en nietshorende oren. Maar als hij de oplossing had gevonden, verscheen er een klein ontspannen lachje om zijn mond en dan wist iedereen, dat het voor elkaar kwam. Want plicht was plicht en als men bij een complicatie je hulp inriep, dan had je de plicht te helpen en je in te spannen, want daar had je immers hersens voor. En owee als je die niet gebruikte!

“Of het nu vragen van een klant of van een kleuter waren, of van zijn of van mijn moeder, eerst moest de oplossing worden gevonden; pas daarna kon weer worden verder geleefd.

“Vader bezat, zoals men dat wel noemt een ‘vermoeiend’ karakter, doch daarentegen was hij weer intens lief, ontzaglijk wijs, maar bovenal en wellicht tot uw verrassing, ook enorm vrolijk en humorvol. Tijdens zulke momenten was hij niet te stuiten in zijn malle verzinsels, totdat moeder en ik en alle vrienden zaten te snikken en te huilen van het lachen en hijzelf ook met een grote zakdoek al zijn lachtranen wegveegde.

“Terugblikkend ben ik er nu van overtuigd dat mijn vaders universele talent vooral verankerd lag in een combinatie van volkomen tevreden zijn met het leven, eindeloos geduld, honderd procent vertrouwen in eigen kunnen en een mateloze, volkomen onbaatzuchtige belangstelling en liefde voor de gehele mensheid.”

Vogelenzang, februari 2002